Voor leerlingen die vaak last hebben van over- of onderprikkeling, kan beweging helpen om deze balans te herstellen. Bewegen is een belangrijk ingrediënt in de Slaaapie methode.
Voor kinderen die overprikkeld raken, bijvoorbeeld door een te open “prikkelfilter” dat te veel prikkels doorlaat, zijn kalmerende bewegingen essentieel. Deze kinderen kunnen vaak moeilijk stilzitten omdat ze overweldigd worden door externe prikkels, zoals geluiden en visuele prikkels. Door kalmerende activiteiten, zoals rustige ademhalingsoefeningen, langzame yoga-bewegingen of het uitoefenen van druk op de spieren (bijvoorbeeld door middel van proprioceptieve oefeningen zoals het dragen van zware objecten), kunnen zij leren om de prikkels beter te reguleren en zich rustiger te voelen.
Aan de andere kant hebben kinderen met onderprikkeling juist beweging nodig om geactiveerd te worden. Deze leerlingen hebben vaak moeite om alert te blijven en kunnen zich slaperig of ongeïnteresseerd voelen in de klas. Voor hen zijn activerende bewegingen zoals springen, rennen, of oefeningen waarbij snel wordt bewogen nuttig. Dit soort bewegingen kan hen helpen om de alertheid en energie te verhogen, wat nodig is voor focus en taakgerichtheid.
Docenten worden aangemoedigd om beweging te integreren in dagelijkse routines en activiteiten, afgestemd op de individuele behoeften van zowel over- als onderprikkelde leerlingen, om een gezondere, beter functionerende leeromgeving te creëren.
De Slaaapie methode biedt een makkelijke en effectieve manier voor docenten om leerlingen hierin te begeleiden.
Overprikkeld actief en passief
Kinderen die overprikkeld zijn, kunnen in twee richtingen reageren: actief of passief, en hun kalmeringsbehoeften verschillen afhankelijk van deze reactie. Actieve overprikkelde kinderen ondernemen actie om hun prikkelniveau te verlagen. Ze zoeken vaak naar manieren om prikkels actief te verminderen, zoals handen over de oren leggen bij harde geluiden, heen en weer wiebelen, of andere zelfregulerende activiteiten. Kalmerende technieken voor deze groep richten zich vaak op gestructureerde handelingen zoals langzame, herhaalde bewegingen of diepe ademhalingsoefeningen die hen helpen om spanning op een gecontroleerde manier los te laten
Aan de andere kant hebben passieve overprikkelde kinderen een meer teruggetrokken reactie op overprikkeling en ondernemen vaak geen actie om hun prikkelniveau te verlagen. Ze kunnen stil en teruggetrokken zijn, soms zelfs verlamd door de overvloed aan prikkels, waardoor ze in een “bevroren” toestand terechtkomen. Voor deze groep zijn kalmerende technieken die gericht zijn op zintuiglijke rust, zoals zachte aanrakingen, rustige ademhalingen, of een visuele mindfulness-oefening (bijvoorbeeld een rustige visualisatie van een rustige omgeving) meestal effectiever. Omdat ze minder actief reageren, kan deze groep gebaat zijn bij begeleiding om hen te helpen in een veilige, rustige omgeving de spanning los te laten.
Kortom, de aanpak van kalmering moet bij actieve en passieve overprikkeling worden afgestemd op de specifieke reactie van het kind. Actieve overprikkelde kinderen hebben baat bij structuur en zelfregulatie, terwijl passieve overprikkelde kinderen vaak ondersteuning nodig hebben om uit hun bevroren toestand te komen en zich rustig en veilig te voelen
Onderprikkeld actief en passief
Actief onderprikkelde kinderen zoeken actief naar prikkels om zichzelf te stimuleren. Ze vertonen vaak druk, bewegelijk gedrag, zoals friemelen, wiebelen of zelfs over de vloer rollen. Hun behoefte aan stimulatie uit zich in een voortdurende zoektocht naar nieuwe ervaringen of dingen om aan te raken, horen of zien. Voor deze kinderen zijn activerende oefeningen die voorzien in intensieve zintuiglijke prikkels effectief, zoals het uitvoeren van energieke bewegingen (springen, dansen of een “mierenhoop”-visualisatie waarbij elk lichaamsdeel beweegt). Deze activiteiten geven hen de sterke prikkels die ze missen, waardoor ze zich meer gefocust en tevreden voelen in een leeromgeving
Passief onderprikkelde kinderen daarentegen reageren niet op hun prikkeltekort. Zij lijken vaak dromerig, ongeïnteresseerd, en vertonen weinig beweging of interactie met hun omgeving. Deze kinderen hebben moeite om zichzelf te activeren en blijven vaak in een lage energietoestand zonder initiatief te nemen om hun alertheid te verhogen. Voor hen kunnen subtiel activerende activiteiten helpen, zoals spelletjes waarbij ze op een leuke manier betrokken raken, zoals balansoefeningen, lichte tikspelletjes, of andere gestructureerde prikkels. Ook kan een geleidelijke opbouw van prikkels helpen, zoals het langzaam opvoeren van de intensiteit van activiteiten om hen langzaam in een alertere staat te brengen.
Door specifieke oefeningen en activiteiten in te zetten, kunnen beide typen onderprikkelde kinderen op hun eigen manier worden gestimuleerd, zodat ze beter in staat zijn om aandachtig en betrokken te blijven in de klas.